zondag 19 april 2015

Van ogen op slaan naar de bergen naar geheven handen van dankzegging {Psalm 121 en 134}

Ik sla mijn ogen op naar de bergen, 
van waar komt mijn hulp? 
{Psalm 121:1}

Psalm 121 is een psalm die ik praktisch kan dromen. Jong geleerd en veel gezongen op school. Maar de werkelijke betekenis begin ik nu pas te ontdekken. 
Deze psalm werd het afgelopen half jaar op een bijzonder moment gelezen. Het was een moment dat Gods hulp ontzettend hard nodig had, en ik niet alleen. 
Ik ben nogal van het zelf doen, zelf regelen en zelf de controle houden. Maar soms gebeuren er dingen in het leven dat je leert dat, hoe goed je het ook bedoelde, je niet het beste doet voor jezelf. Op het moment dat die psalm werd voorgelezen, ik denk dat ik toen begon te beseffen dat ik niet langer meer naar mijzelf moet kijken, maar mijn ogen op moest slaan naar God. Ik riep tot God: 'Heer, waar komt mijn hulp vandaan, help mij!?!'
Inmiddels is het een half jaar geleden dat die psalm voorgelezen werd en vanmorgen werd ik teruggebracht naar dat moment. Het kwam door een HEERlijke ontdekking die ik deed. 
Tijdens een wandeling met een broer in het geloof vertelde hij mij dat hij elke dag begon met te zeggen: Dank U God voor deze nieuwe dag, wilt U zorgen dat ik deze dag tot Uw eer doorbreng. Ik vond het zo mooi. Dat is het enige wat ik elke dag hoef te doen. God danken voor een nieuwe dag. Ik zag geheven handen naar de hemel. Niet langer als roep van hulp. Maar als loflied van dankzegging. En ineens speelde ik van de week een ander lied op mijn gitaar;

Heft nu uw handen naar omhoog, 
richt op het heiligdom uw oog. 
Brengt uit des Heren tempelhof
aan Hem uw dank, uw lied, uw lof. 

Psalm 134:2 Lift up holy hands in prayer, and praise the LORDTegelijk moest ik denken aan een verhaal uit het Oude Testament. Het volk Israël moest strijden tegen de Amalekieten. Als Mozes zijn arm omhoog hield was Israël sterker. Zakte Mozes' arm dan was Amalek sterker. Mozes stond op de top van de heuvel, samen met Chur en Aäron. Mozes armen begonnen zwaar te worden. Chur en Aäron zorgden voor een steen waarop Mozes kon zitten. Zelf gingen ze aan weerszijden staan om Mozes' armen te ondersteunen zodat Israël de strijd zou winnen. En ze wonnen! (Exodus 17:8-16)
Ik zie de gelijkenis met mijn eigen verhaal van de afgelopen half jaar. Er waren mensen die mij een stoel boden, zodat ik kon rusten. Zelf gingen ze naast mij staan om mij te ondersteunen. Baden ze voor mij tot God, met opgeheven handen, om hulp en uitkomst. En nu.. Hier sta ik. Afgelopen week. Met opgeheven handen. Om God te loven en te prijzen. Want Hij was daar en is er nog steeds. Hij was het zelf die aan mijn rechterhand stond om hem op te heffen. 
Ik kijk over de berg heen, ik weet dat ik er nog niet ben, maar ik mag opkijken naar hemel, naar God, mijn wachter en helper. En ik voel Zijn zegen neerdalen:

Uit Sion dale op u neer
de zegen van Uw God, de Heer, 
die hemel en aarde, al wat leeft,
zijn naam ter eer geschapen heeft. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten