{C.S. Lewis}
Het was alsof deze quote van C.S. Lewis vanmorgen door de dominee in mijn oren geschreeuwd werd. Hoor het, mijn lieve kind, God roept, Hij schreeuwt het naar je uit! Hoor Zijn stem.
Waar het op doelde? Ik kwam er na de preek achter toen we een berijming van psalm 42 zongen:
Waarom, ziel, zo aangeslagen,
waarom bang en rusteloos?
Hoop op God, stel hem je vragen,
wees niet langer lusteloos.
Want de dag komt – heb geduld –
dat je hem aanbidden zult.
Ik zal mij opnieuw verblijden,
als mijn God mij komt bevrijden.
Een hectische mei, opnieuw verhuizen en dus alles weer inpakken, nieuwe kamer inrichten. Nieuw ritme zoeken, nieuwe structuur, omgeving aftasten. Mijn ritme van Bijbellezen en bidden was weg en ik merkte hoe makkelijk het ging. Ik trok mij terug, ik kan het toch wel zelf oplossen?! Ik bleef nadenken en de vragen herhalen in mijn hoofd. Rusteloos. Bang. Moe. Ingeklemd.
En toen vanochtend die dreunende woorden. God schreeuwt in onze pijn. "Mijn kind, waarom zoek je me niet? Waarom bestook je me niet met je vragen?" Het was alsof Hij naast mij zat en wat deed ik? Stug mijn armen over elkaar en stoïcijns voor mij uit kijken. Ik hoorde het wel en de boodschap was luid en duidelijk, maar wat moet ik ermee? En misschien vooral: hoe?
Het is mij duidelijk dat ik hier iets mee moet, het is namelijk niet de eerste keer dat ik gewezen word op het vragen stellen aan God. Maar ik vind het zo moeilijk. Ik heb geleerd dat wat God doet, dat dat goed is en dat het niet aan de mens is om Hem ter verantwoording te roepen. Maar tegelijk zijn er wel die vragen die blijven spoken. Niet zozeer om Hem ter verantwoording te roepen, maar wel Zijn bedoeling te begrijpen en Zijn wil.
Ik wil Zijn stem verstaan. Ik wil Hem mijn vragen stellen. Ik wil weer dicht bij Hem zijn, in woord en gebed. Rust vinden. Vol aanbidding zijn.