maandag 7 november 2011

Alleen (Job 15, 16 & 17)

De woorden die Elifaz tegen Job spreekt zijn hard, heel erg hard. Zelfs ik vraag mij af waar Elifaz het lef vandaan haalde om zo tegen zijn vriend te spreken. Juist op dit soort momenten hebben mensen vrienden nodig, die een arm om je heen slaan, er zijn door hun aanwezigheid. Die je niet veroordelen op je gedachten en woorden. Die snappen waarom je je zo rot voelt. Helaas is daar niets van te merken bij Elifaz. En helaas gebeurt het maar wat vaak in onze eigen leven. Ineens komen de echte vrienden tevoorschijn en de rest spreken harde en kille woorden.
Jobs woorden tot Elifaz zitten vol emotie. Ik voel zijn hard schreeuwen. Om een arm. Om begrepen te worden door zijn beste vrienden. Om in te zien dat Job geen onderscheid meer ziet, alles is zwart. Helaas zit het er niet in. Het doet Job verdriet. 'Met een rouwkleed heb ik mij bedekt. Mijn gezicht ziet rood van tranen, over mijn ogen daalt de diepste duisternis.' Ik mag zo erg hopen dat jij dit nooit gevoeld hebt. Een stukje herken ik ervan. Je bent eigenlijk helemaal alleen, je dacht dat de mensen je begrepen, maar niets is minder waar. Eigenlijk ga je kapot en weet je het niet meer. Gelukkig geeft Job ons een uitweg: 'Nee, in tranen zien mijn ogen op naar God.' Dit zegt zoveel. En met die woorden moet ik heel erg denken aan Psalm 121. Leer die psalm uit je hoofd en weet dat je nooit meer alleen bent!

1 Ik sla mijn ogen op naar de bergen,
van waar komt mijn hulp?
Mijn hulp komt van de HEER
die hemel en aarde gemaakt heeft.

Hij zal je voet niet laten wankelen,
hij zal niet sluimeren, je wachter.
Nee, hij sluimert niet,
hij slaapt niet,
de wachter van Israël.

De HEER is je wachter,
de HEER is de schaduw
aan je rechterhand:
overdag kan de zon je niet steken,
bij nacht de maan je niet schaden.

De HEER behoedt je voor alle kwaad,
hij waakt over je leven,
de HEER houdt de wacht
over je gaan en je komen
van nu tot in eeuwigheid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten